Pepertrips; een behoorlijke uitdaging die vraagt om kennis en inzicht
De Trips Parvinius liet zich eind 2019 voor het eerst liet zien in Nederland. Het plaaginsect is hardnekkiger dan andere trips en kent geen pauzes in zijn aanwezigheid. Hij is niet gevoelig voor licht en verschuilt zich makkelijk in de oksels van het blad en in de schutblaadjes. Omdat de meeste bedrijven nooit leeg staan, blijft de trips altijd aanwezig in het gewas. Reden voor Koppert om verkennend onderzoek te doen naar bestrijders tegen Pepertrips in de warme teelt. Samen met Green’05 is een onderzoek gestart naar de meest effectieve en efficiënte strategie ter bestrijding van deze tripssoort.
Warme teelt bij Green '05
Martijn Roos werkt als IPM Manager bij kwekerij Green ’05. Hij was bereid om samen met Koppert consultant Richard Saarloos te onderzoeken welke strategie het best aanslaat in de bestrijding tegen Pepertrips. Roos geeft aan: “Je begint te bestrijden maar als je merkt dat het niet werkt dan ga je een nieuwe strategie bepalen. Eerst begin je met de biologie, daarna groene middelen en daarna de minder groene middelen. Dat laatste doen we liever niet, maar de ontwikkelingen van de huidige biologische bestrijders zijn nog niet voldoende. We hebben een agressievere bestrijder nodig. Daarom zoeken we nu samen met Koppert naar de perfect match tussen plaag en bestrijder.”
Het bedrijf Green ’05, opgericht door Arco van der Kaaij, bestaat sinds 2005 en teelt jaarrond tropische kamerplanten, Ficus, Yucca’s, Dracaena, Alocasia, Monstera, Schleffera en Phalaenopsis. In het voorjaar is er ook productie van perkgoed zoals geraniums en calibrachoa. Het areaal beslaat 35 ha verdeeld over acht locaties.
Onderzoek
De centrale vraag in het onderzoek is: welke roofmijt match met het gewas ficus en kan een populatie opbouwen. Daarnaast werd gekeken of de bestrijders terug te vinden zijn in het gewas bij wekelijkse uitzet.
Om metingen te kunnen doen is er geteld met behulp van blauwe vangplaten. Midden in de zomer is een praktijkproef opgezet. In de periode april 2022 tot en met augustus 2022 zijn meerdere roofmijten/bestrijders naast elkaar uitgezet. In een aparte afdeling op het bedrijf werden aparte testvakken gecreëerd en werd getest met verschillende strategieën om een goede screening te maken.
De tests bestonden uit het ieder in een apart vak uitzetten van:
- Thripex (Cucumeris)
- Montdo-Mite (Montdorensis)
- Swirski-Mite (Swirskii)
- Swirski-Mite met bijvoeren (Nutari-voermijten)
- Swirski-Mite met Chrysopa larve
- Chrysopa larve
Er is visueel gescout in het gewas, er zijn vangplaten geteld en daarbovenop zijn een aantal spoelmonsters genomen.
Samples & Diagnostics
Koppert beschikt over een eigen afdeling Samples & Diagnostics (S&D). Op deze afdeling zijn Catherina Kavvadia (Samples & Diagnostics Specialist) en Onne Osfordink werkzaam in de functie van Customer & Supply Chain Service. Zij doen tellingen en determinaties aan de hand van spoelmonsters.
Osfordink: “Door de spoelmonsters te nemen krijg je meer inzicht in de soorten plagen waar je mee te maken hebt. Het is goed om te weten wat de verhoudingen zijn van de producten die je uitzet in het gewas. Wij bieden extra kennis boven op de praktijkervaring; je wil natuurlijk dat wat je uitzet goed aanslaat op je plaag. Als je niet zeker weet wat iets is, weet je immers ook niet zo goed hoe je moet bestrijden. Meten is ook hier weten. Je kunt wel alleen in de kas tellen maar dan heb je ze nog niet gedetermineerd.”
Voorlopige conclusie
“Na de bovengenoemde onderzoeksperiode werd duidelijk dat de toepassing van Swirski met bijvoeren met voermijten als beste uit de bus kwam als het gaat om de populatie. Technisch gezien is Swirski-Mite de beste”, aldus Richard, “mede doordat Swirski-Mite zich goed handhaaft bij hoge temperaturen. We zagen bijvoorbeeld dat de activiteit van Montdo-Mite wegvalt bij temperaturen hoger dan 30 graden. Je ziet dat dan de activiteit hard achteruitloopt.”
Roos voegt toe: “Het geheim zit hem in de aantallen: hoe meer je uitzet hoe groter de kans is dat de mijt de trips larve pakt. We zagen dat Thripex doodgaat als hij niks vindt in het gewas. Dit is echter een goedkopere oplossing dan Swirski-Mite. Daarom kiezen we daar soms ook voor; het is een goede runner up”. Verder werd ook Cucumeris waargenomen bij de spoelmonsters.
Vervolgonderzoek
“Maar omdat het niet ideaal is vind ik dat we verder moeten puzzelen, vervolgt Roos, “Bij ons bestaat echt de behoefte om de juiste biologische oplossing te vinden. We zijn tot nu bovengronds bezig geweest. Maar kijk naar het proces: de larve zit in de groeikop, hij wordt een pop, valt op de grond en nestelt zich dan ín de grond. Daar ontwikkelt hij zich vervolgens tot volwassen trips. Ik denk dat we (agressief) in de grond moeten gaan bestrijden. Dat heeft mijn focus. Er zijn namelijk bodemroofmijten en Koppert heeft deze in haar assortiment, maar er zijn nog weinig praktijkproeven mee gedaan tegen pepertrips. Koppert kan hier een rol vervullen met Entomite-M en Macro-Mite. We moeten nóg meer focus leggen op praktijkonderzoek. Alleen dan komen we erachter wat goed werkt en wat kan leiden tot de juiste strategie. De Trips verspreidt zich uiteindelijk over de hele tuin. Gelukkig hebben we het plaaginsect nog niet in de Monstera gevonden maar hij pakt uiteindelijk alles, haast is dus geboden.”
Beiden spreken hun vermoeden uit dat het Trips-probleem sneller groter wordt dan verwacht. We moeten blijven pionieren want dé oplossing is er nog niet. Als er geen effectieve bestrijding komt van deze trips, gaat het gewas verloren.De focus ligt nu op toepassen van bestaande bestrijders en hoe deze op de juiste manier toe te passen zijn, in zowel in het gewas als in de bodem. Hopelijk kan er ook een biologische bestrijder worden gevonden die het volwassen stadia van de trips aanpakt.
Ambitie
Saarloos deelt tenslotte zijn voornemen om in de nabije toekomst te gaan onderzoeken welke bodemroofmijt het meest geschikt is. Het tellen van de bodemroofmijten in het bodemleven is nog erg ingewikkeld maar we willen die kant wel op.