Gibberella zeae (Fusarium graminearum)

Aarfusarium

Algemeen

Het geslacht Fusarium bestaat uit veel verschillende soorten bodemschimmels. Fusarium komt algemeen voor en kan vele waardgewassen infecteren. Veel soorten worden gezien als zwakteparasieten, die alleen gewonde of gestreste waardplanten kunnen besmetten.

Levenscyclus en uiterlijk van aarfusarium

De meeste Fusarium-soorten vormen alleen ongeslachtelijke sporen. Sommige produceren ook ascosporen. Over het algemeen hebben de meeste Fusarium-soorten een vergelijkbare levenscyclus. Fusarium kan vele jaren overwinteren in de bodem en op gewasresten van geïnfecteerde planten, in de vorm van chlamydosporen (dikwandige myceliumcellen) of mycelium. Overleving is ook mogelijk op zaad, kasconstructies, gereedschap en machines. De primaire infectie wordt ofwel door zaad overgedragen of vindt plaats als infectie van de wortels bij de wortelpunt of in kleine wonden, bijvoorbeeld waar de zijwortels vastzitten aan de penwortel.

Gibberella zeae (Fusarium graminearum) overwintert in de vorm van chlamydosporen en ascosporen in gewasresten. De primaire infectie is afkomstig uit dit inoculum of uit geïnfecteerd zaad. Geïnfecteerd zaad ontkiemt niet goed en kiemplanten sterven, waardoor het gewas een onregelmatige dichtheid krijgt. De voet van de plant wordt geïnfecteerd doordat de kiemplant geïnfecteerd was of via een rechtstreekse besmetting van de voet door overwinterend inoculum. Op de geïnfecteerde voet worden conidiën geproduceerd. Van hieruit breidt de ziekte zich verder uit. Gibberella zeae (Fusarium graminearum) infecteert vooral de oudere, lager gelegen bladeren. De sporen worden naar boven naar de aren verspreid door opspattende regen of door de wind. Op de geïnfecteerde aren worden de kenmerkende roze sporen geproduceerd, waardoor de ziekte verder verspreid kan worden. Ascosporen van Gibberella zeae (Fusarium graminearum) ontkiemen bij temperaturen tussen 4 en 35°C, met een optimale temperatuur tussen 25 en 28°C. Ontkieming vindt alleen plaats bij een relatieve luchtvochtigheid boven 80%. De kans op besmetting neemt toe bij warme en vochtige omstandigheden (25-30°C) en een relatieve luchtvochtigheid boven 85%.

Preventie van aarfusarium

  • Verwijder of vernietig gewasresten
  • Kies voor resistente rassen
  • Gebruik schoon uitgangsmateriaal (heet water is effectief voor de behandeling van zaad)
  • Gebruik schoon substraat in bedekte teelten
  • Ontsmet gereedschap, machines en irrigatiewater in bedekte teelten
  • Voorkom stress bij de planten
  • Zorg voor voldoende drainage van de grond
  • Dien stikstof toe als nitraat in plaats van ammonium
  • Vermijd schade tijdens de oogst en tijdens de opslag, en bevorder de wondgenezing na de oogst, naargelang het gewas

Voorkom plantenziekten door te zorgen voor een optimale groei, ontwikkeling en weerbaarheid van het gewas.