Ruud Nederpel (rechts) met Wim van der Meer en Marjolein van der Knaap: “Meer I PM-stek zal onze mogelijkheden aanzienlijk verruimen.”
De biologische gewasbescherming van potchrysanten mag iets makkelijker gaan dan die van snijchrysanten, een eenvoudig karweitje is het bepaald niet. Nederpel Potplanten stelt zich tot doel op het hele bedrijf van 7 hectare het gewas biologisch te beschermen. Dat doel komt snel dichterbij.
Potchrysanten hebben geen last van ziekten vanuit de bodem en elke negen weken kun je met een schoon gewas beginnen. Op het eerste oog lijkt dat de gewasbescherming nogal makkelijk te maken. Maar er zit een keerzijde aan. Een teeltduur van negen weken is erg kort om sterke populaties bestrijders op te bouwen. Zeker als plaaginsecten al in de allereerste fase van de groei aanwezig zijn, is een teler al snel te laat. Als op de aangevoerde stek ook nog chemisch residu zit, is de biologische gewasbescherming zelfs kansarm.
Biologisch opgekweekte stek
Voor Ruud en Theo Nederpel van Gebroeders Nederpel Potplanten in Wateringen is schone stek, of ook wel IPM-stek, daarom van groot belang. Zij werken met twee stekleveranciers, waaronder Dümmen Orange. Van de stekplanten die dit bedrijf aan Nederpel levert, is nu ongeveer vijftien procent biologisch opgekweekt, in Oeganda. Ruud Nederpel: “Dümmen heeft het voornemen eind 2016 alles biologisch op te willen kweken. Dat is zeer welkom. Meer IPM-stek zal onze mogelijkheden aanzienlijk verruimen.” Die ruimere mogelijkheden zijn ook gewenst, vereist zelfs, want de jaarlijkse productie van 6 tot 7 miljoen potchrysanten gaat naar veeleisende klanten, waaronder IKEA Europa. “Zij sturen elke maand een lijst met middelen die zij niet op de planten willen terugvinden. Als ze toch iets vinden, lig je er echt ogenblikkelijk uit. Daar valt dus niet mee te spotten.”
Doorslaand succes
Zes jaar geleden gingen de twee broers van start met een biologische aanpak van de gewasbescherming. Daarbij werken zij samen met de consultants Wim van der Meer van Horticoop en Marjolein van der Knaap van Koppert. Aanvankelijk ging het om de Californische trips, later ook om spint, mineervlieg en bladluizen. Op een proefafdeling van 6.000 vierkante meter maken de roofmijt Amblyseius swirskii (Swirski-Mite) en de roofwants Orius laevigatus (Thripor-L) de Californische trips een flinke kop kleiner. Vooral voor Orius bestaat veel respect. “Hij is een groot deel van het jaar zeer actief", zegt Ruud, "je ziet hem overal.” Phytoseiulus persimilis (Spidex) houdt spint onder controle. Hij is volgens Wim van der Meer een doorslaand succes in heel chrysantenland. Nederpel Potplanten zet hem slechts één maal in en dat is voldoende voor de hele teelt van negen weken.
De juiste uitzetstrategie
Speciale kastjes voorkomen dat residu van dragermateriaal achterblijft op het gewas.
De sluipwesp Diglyphus isaea (Miglyphus) houdt een flink deel van het jaar mineervlieg onder de duim. Slechts in juli was een chemische correctie nodig. De galmug Aphidoletes aphidimyza (Aphidend) en de sluipwesp Aphidius colemani (Aphipar) bestrijden bladluizen. Dit voldoet goed; tot nu toe is uitsluitend in juli één maal met chemie gecorrigeerd. Wim van der Meer: “Soms hebben we even moeten zoeken naar de optimale aantallen en de beste frequenties. En je komt andere vraagstukken tegen. Aphipar en Aphidend bijvoorbeeld strooien we niet meer op de plantjes. Dan blijft residu van het dragermateriaal zaagsel achter op het gewas, in feite cosmetische schade. Nu strooien we uit op kleine houten kastjes, dat werkt veel beter.”
Min vijftig procent
Volgend jaar is Nederpel Potplanten twintig jaar gespecialiseerd in de teelt van potchrysanten. Tegen die tijd mag het bedrijf zich ook wel specialist in de biologische bescherming van het gewas noemen, maar uitdagingen blijven bestaan. “We willen volgend jaar op de volle zeven hectare onze chrysanten biologisch beschermen. Daar komt nog wel wat bij kijken. Goed scouten op zeven hectare is nog iets anders dan scouten op zesduizend vierkante meter. Maar we hebben er vertrouwen in.” Met hun pionierswerk in de biologische aanpak zijn Ruud en Theo Nederpel voorlopers. Zij hebben inmiddels het verbruik van chemische middelen met vijftig procent weten te reduceren. Een fraai resultaat, maar ook een gewenst resultaat. “Het aantal middelen immers blijft dalen, resistenties tegen de nog toegelaten middelen treden steeds sneller op”, aldus Ruud. Hij vertelt dat hij en zijn broer altijd al veel belangstelling voor de biologische weg hebben gehad. “Het is al langer zichtbaar dat de chemische aanpak een weg is die doodloopt. Iedereen wil er vanaf. Er zit geen toekomst in.”