Kort geleden bezocht ik in Kenia diverse rozenkwekers. Rupsen zijn op dit moment een groot probleem daar. Duponchelia wordt in grote getalen gevangen. Maar het bijzondere is dat we van meerdere kwekers hoorden dat de rupsen zo veel schade in de knop veroorzaakten.
Duponchelia geeft doorgaans schade onderin de planten. Op de grens van grond/wortels en lucht voelt de rups zich het meeste thuis. Toen we in de kassen de schade beter gingen bekijken, konden we al snel vaststellen dat de rupsen die in de knop boorden de helft zo groot waren als een volwassen mot van Duponchelia. Een kleine rups kan nooit tot een twee maal zo grote mot uitgroeien, en hiermee werd duidelijk dat we in ieder geval met twee soorten plagen te maken hadden.
De boorder konden we determineren en bleek een galwesplarve te zijn. Weten welke plagen voorkomen en daar het bestrijdingsprogramma op afstemmen met de beste natuurlijke vijanden voor die situatie is een stukje maatwerk.
In paprika werd vroeger de roofmijt Degenerans ingezet. Een roofmijt die graag stuifmeel eet, en om die reden heel goed en in grote getale aanwezig was. Visueel zichtbare natuurlijke vijanden zijn altijd fijn, dan zie je wat ze doen. Denk je.
Maar al snel werd duidelijk dat de trips toch niet zo best onder controle kwam. Door het vele stuifmeel at de roofmijt te weinig trips. De roofmijt Gallicus is ook zo’n enorme stuifmeelliefhebber, en wordt samen met stuifmeel in allerlei niet stuifmeel producerende gewassen ingezet. Dat geeft te denken waarom juist in stuifmeelhoudende gewassen zoals paprika geen Gallicus wordt ingezet?
Biologisch tripsbestrijding is maatwerk en voor deze belangrijke plaag zijn Limonica en Swirski-Mite de grootste veelvraten op roofmijt gebied. Niet doen wat ergens op lijkt, maar doen wat echt werkt!