In de praktijk zien we steeds vreemdere strategieën waar het gaat om roofmijten. Roofmijten die voornamelijk witte vlieg eten worden ingezet tegen trips en vice versa. Daar waar dit gebeurt, zijn er vaak twee criteria, namelijk kosten en zichtbare aantallen. Het belangrijkste criterium, namelijk ‘werking’ lijkt soms ver te zoeken.
Ik wil beginnen met de zichtbare aantallen. Met bepaalde strategieën kun je een populatie roofmijten ‘boosten’, maar dat zegt nog niets over de werking van deze beestjes. Wanneer je namelijk een flinke populatie hebt van roofmijten die hun dieet bijna volledig overzetten op bijvoorbeeld stuifmeel, dan is de werking 0,0 en bovendien profiteert het plaaginsect mee van het bijvoeren. Nog bijzonderder is dat dit gedaan wordt in strategieën tegen trips met roofmijten zoals E. Gallicus, die sowieso al nauwelijks trips eten. Ofwel je kijkt naar een enorm leger roofmijten die niets doen.
Dan het aspect kosten. Natuurlijk zijn er verschillen in kosten tussen de verschillende roofmijten. Een Limonicus is duurder dan een Swirskii en die is weer duurder dan een Cucumeris. Dat is ook precies de volgorde in kracht, diversiteit en werking. Soms is een Cucumeris afdoende en dan heeft u daar een prima roofmijt aan tegen trips, maar het kan zijn dat er krachtiger moet worden ingegrepen met Swirskii of Limonicus omdat het probleem groter is of doordat er ook witte vlieg, weekhuidmijt of spint aanwezig is. En de match tussen een roofmijt en een gewas moet kloppen.
Bekijk daarom nauwkeurig met ons (of onze distributeurs) welke roofmijt het meest efficiënt is en daarom het meest voor u opbrengt. Koppert doet zelf en in samenwerking met officiële onderzoeksinstanties voortdurend onderzoek naar gedrag, voeding en omstandigheden van diverse roofmijten. Doe uw voordeel met de kennis die wij daarover in huis hebben en kijk vooral eerst naar werking (=resultaat), dan naar aantallen en tenslotte naar de kosten.
Auteur: Alex van der Heiden (sierteeltconsultant), e-mail avdheiden@koppert.nl