Veel telers maken gebruik van IPM bij de teelt van hun gewassen. Naast het belang van een gewas dat goed groeit, is het evenzo belangrijk om te voorkomen dat plagen en ziekten in de gewassen komen en verspreiden. Naast de inzet van natuurlijke vijanden is het soms nodig om een chemisch correctie uit te voeren. Hoe vaak dit gebeurt is o.a. afhankelijk van de plaag/ziektedruk, de afnemer en de schadedrempel van de teler zelf.
Vorige week was ik in Polen om enkele rozentelers te bezoeken. Deze telers, die zeer goede kwaliteit rozen leveren, hebben verschillende benaderingen. Bij één teler is witte vlieg aanwezig en wordt iedere week meerdere malen gespoten. De effectiviteit van de bespuitingen is niet genoeg om de populatie witte vlieg voldoende terug te dringen. Helaas is het wel genoeg om een substantieel aantal natuurlijke vijanden te doden, waardoor de biologie geen kans heeft om te ontwikkelen. Gevolg is dat de plagen aanwezig blijven en bespuitingen nodig blijven.
Een andere teler heeft ervoor gekozen de biologie een kans te geven, ofwel veel minder te spuiten. Dit resulteert in grote aantallen natuurlijke vijanden in het gewas. Zowel Limonica, En-Strip en Delphibug doen hun werk op de juiste wijze en de witte vlieg loopt niet uit de hand. Pas op het moment dat andere plagen, zoals Echinothrips, chemisch worden bestreden, moet soms worden bijgestuurd.
Pleiten voor een chemievrije teelt zal ik niet doen, maar ik daag u uit om in uw teelt de plaag eens op een andere manier te benaderen. Dit geeft wellicht verrassende resultaten.
Auteur: Jenette Douma (sierteeltconsultant), email: jdouma@koppert.nl