Bij plantenvoeding op substraat denken we aan de A en B bak, EC en pH en micromol. De basis van ieder bemestingsrecept vormt kunstmest. Is dat nog wel houdbaar in een tijd met minder middelen waardoor bodemleven en biostimulanten hun intrede doen en de plantweerbaarheid centraal staat?
Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn synthetische meststoffen niet meer weg te denken uit de land- en tuinbouw. Door kunstmest namen de producties enorm toe en kon er overal geproduceerd worden. Stikstofaanbod in de vorm van nitraat of ammonium speelde hierin een sleutelrol. In veel systemen is stikstof de beperkende factor voor maximale plantengroei. ‘Meer is beter’ leek meestal van toepassing als het om (stikstof)bemesting ging.
Alleen maken hoge nitraat- en ammoniumgehaltes de plant extra aantrekkelijk voor ziekten en plagen. Logische vervolgstap was het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De plant moest immers beschermd worden. Daarnaast zorgt kunstmest voor overmatige verbranding van organische stof met als gevolg dat het bodemleven achteruit gaat. En juist deze bodembiologie is, in symbiose met de plant, verantwoordelijk voor een gezonde bodem of substraat. En een gezonde bodem zorgt uiteindelijk weer voor een gezonde, weerbare plant.
Samenwerking plant en bodemleven
Allerlei organismen zijn in de bodem en rondom de wortel actief. Deze organismen zijn qua voeding afhankelijk van de plant. Een plant geeft immers via zijn wortels continue voeding (exudaten) af aan het bodemleven. De plant is zelfs in staat om met verschillende exudaten verschillend bodemleven aan te sturen. Ruwe inschattingen geven aan dat een plant soms tot 35% van zijn totale suikerproductie afgeeft via de wortels. En dit is geen verlies, want de plant krijgt ook iets terug voor het delen van exudaten met het bodemleven.
Zo vormt het bodemleven een beschermend schild om de wortel waardoor pathogenen niet bij de wortel zelf kunnen komen. De productie van allerlei microbiële metabolieten (hoogwaardige voedingsstoffen voor een plant) gaat hierdoor omhoog, evenals de productie van biociden (stofjes die schadelijke pathogenen kunnen afdoden). Verder wordt het afweersysteem (ISR / Induced Systemic Resistence) op deze manier gestimuleerd, evenals het vrijmaken en opnemen van mineralen.
Op het substraat groeit schimmelpluis van schimmels die bezig zijn met het beschikbaar maken van organische voeding voor de plant.
Kunstmest en bodemleven
Alleen gaan kunstmest (met name hoge nitraatgehalten) en een evenwichtig bodemleven niet goed samen. Dat komt omdat er in de bodem altijd sprake is van een bepaalde koolstof/stikstof verhouding. Bij een rijk aanbod aan stikstof zullen bacteriën kortstondig floreren. Om de stikstof echter maximaal om te zetten, is ook koolstof nodig. Deze koolstof wordt onder andere verkregen door organische stof af te breken. Deze afbraak leidt uiteindelijk tot een afname van de bodemgezondheid. Hierbij gaat het niet alleen om bodemleven, maar ook om de capaciteit voor het vasthouden van water en mineralen.
Stikstofmeststoffen
Wat is nu het verschil tussen stikstof in kunstmest en stikstof in organische bemesting? In kunstmest zit stikstof als ammonium (NH4) of nitraat (NO3). Vaak zit er een beperking aan de hoeveelheid ammonium die telers kunnen gebruiken, vanwege de competitie met kalium, calcium en magnesium en het pH verlagende effect. Resteert nitraat en dat wordt dan ook uitbundig gebruikt. In een bemestingsschema vormt nitraat vaak de sluitpost van de ionenbalans. Nitraat is direct beschikbaar voor de plant en die zet nitraat in een aantal stappen om naar aminozuren.
In organische meststoffen zit stikstof in de vorm van aminozuren of eiwitten. Kijken we naar deze moleculen, dan bevatten ze naast stikstof (N) ook andere mineralen, waaronder koolstof (C). De C/N-ratio in de bodem of in het substraat blijft zo stabiel. Door hun samenstelling stimuleren ze vaak ook nog de activiteit van het bodemleven, immers de bestanddelen van organische meststoffen moeten meestal omgezet worden voordat ze opneembaar zijn. Ofwel, met organische bemesting voeden we het bodemleven en het bodemleven voedt vervolgens de plant. Naast het negatieve effect op het bodemleven heeft nitraat ook een effect in de plant. Veel opname van nitraat verhoogt de osmotische waarde in de plant. Het gevolg is dat deze plant meer water zal aantrekken/vasthouden. Hierdoor ontstaan ‘opgeblazen’ planten die erg aantrekkelijk zijn voor ziekten en plagen.
Praktijkonderzoek
Koppert Biological Systems is al een aantal jaren actief met microben en diverse biostimulanten. Door deze producten op het juiste moment in te zetten, zijn goede resultaten te behalen. Willen we echter serieus naar plantgezondheid kijken, dan moeten we ook naar de bemesting kijken. Afgelopen jaar heeft Koppert hiermee verkennende proeven uitgevoerd in aardbei en blauwe bes. Hierbij is een standaard bemestingsrecept vergeleken met een half organisch (combi) en 100% organisch systeem. De ingrediënten van de systemen staan in de tabel.
De eerste resultaten zijn erg positief. Bij 100% organisch was de weerstand tegen insecten (onder andere bladluis) hoger, bij gering productieverlies. Het combisysteem haalde een productietoename van 7 à 8%. Komend seizoen zullen de protocollen verder geoptimaliseerd worden. Ook volgt er een proef in een hightech tomatengewas.
Fundamentele verandering
Een meer natuurlijke aanpak van plantenvoeding, inclusief het bodemleven, lijkt de enige echte manier om gezondere planten te gaan kweken. De huidige gewassen zijn simpelweg te aantrekkelijk voor ziekten en plagen. Hierdoor blijft de afhankelijkheid van chemische middelen bestaan. Alleen een fundamentele verandering kan deze negatieve cyclus doorbreken.
Tabel: Ingrediënten vergelijking bemestingssystemen
Standaard | 50% organisch | 100% organisch |
---|---|---|
Standaard A en B schema met synthetische kunstmest. | Standaard A en B-schema:
| Nabootsen standaard schema met organische meststoffen (inclusief bitterzout en kaliumsulfaat), microben, biostimulanten en sporen. |
Dit artikel was een publicatie in groenten & fruit.