Chemische middelen boden nog nauwelijks een oplossing voor het probleem van witte vlieg in de tomatenteelt. Plantenkwekerij Vreugdenhil besloot daarom mee te werken in de ontwikkeling van een alternatieve aanpak, waarbij alles om de preventie draait. De eerste resultaten zijn erg goed, zegt teeltspecialist John Potters: “Zelfs de bedrijven die eerst twijfelden gaan nu over op de biologische aanpak.”
In 2015 waren er op nogal wat tomatenbedrijven veel problemen met de tabakswittevlieg Bemisia tabaci. Op sommige bedrijven moesten zelfs delen van het gewas worden geruimd. Voor de bedrijven die participeren in De Kabel, voor Plantenkwekerij Vreugdenhil en voor Koppert was dit aanleiding om eens goed te gaan kijken naar een alternatieve, non-chemische aanpak.
Zoeken naar een alternatief
“We waren het er allemaal over eens dat de chemische aanpak steeds minder mogelijkheden bood”, vertelt John Potters van de in De Lier gevestigde Plantenkwekerij Vreugdenhil. “Daarom gingen we op zoek naar een alternatieve aanpak. Daarin zou het belangrijk zijn dat wij eerst op de technische resultaten zouden focussen en niet meteen op de kosten. Als de technische resultaten goed zouden zijn, was het tijd om naar de kostprijs te kijken en dus naar het optimaliseren van de aantallen in te zetten bestrijders.” Voor Plantenkwekerij Vreugdenhil was participeren in het project niet meer dan logisch. “Wij willen altijd een zo schoon mogelijke jonge plant afleveren. Om een plant zo schoon mogelijk af te leveren, spuiten wij gewoonlijk elke week tegen verschillende plaaginsecten. Maar als Bemisia enkele dagen vóór het afleveren plotseling invliegt, staan wij natuurlijk met lege handen. Dan moeten we nog eens extra chemisch ingrijpen en ontvangt de teler zijn planten met residu, waardoor hij veel minder snel een goed biologisch evenwicht zal kunnen opbouwen. En meestal worden niet alle Bemisia’s meteen gedood.”
Plaagdruk laag houden
De rol van Plantenkwekerij Vreugdenhil was als volgt. In overleg met de consultants Alex Taal en Ben Driessen van Koppert werd al op de plantenkwekerij de belangrijkste bestrijder van witte vlieg uitgezet, de roofwants Macrolophus pygmaeus (Mirical). Om hem te helpen zijn populatie op te bouwen, werd hij bijgevoerd met eieren van Ephestia en Artemia. “Uiteraard volgden wij de plaagontwikkeling in onze jonge plantjes op de voet. Een eigen scout liep heel regelmatig het gewas langs en ook de mensen van Koppert kwamen elke week langs. Ook zetten wij de sluipwesp Eretmocerus eremicus (Ercal) uit. Bij aanwezigheid van kaswittevlieg of van Bemisia kan hij meteen zijn werk doen. Zo houden we de druk al laag en dat draagt bij aan onze doelstelling: op het bedrijf van de klant een sterke biologische start mogelijk te maken.” Vandaar ook dat de plantenkwekerij de in het project deelnemende bedrijven begeleidt.
Succes voor preventieve aanpak
Al op de plantenkwekerij wordt een preventieve populatie van Macrolophus pygmaeus opgebouwd. De roofwants verhuist op de jonge plantjes mee naar de productiebedrijven.
Macrolophus pygmaeus heeft de hoofdrol en dat is een preventieve. Als hij al op de plantenkwekerij een goede populatie opbouwt, kan hij immers met de jonge plantjes meeverhuizen naar de productiebedrijven. Dat blijkt te werken. John Potters: “Na één seizoen is het nog te vroeg om conclusies te trekken. Je hebt minimaal de ervaringen van twee seizoenen nodig. Maar in een evaluatie in april van dit jaar bleek dat we erg op de goede weg zitten. Enkele bedrijven uit de Kabelgroep twijfelden vooraf aan het mogelijke resultaat. Nu hebben zij de resultaten bij hun collega’s gezien en gaan zij ook over op deze nieuwe aanpak.”
Een sterker biologisch systeem
Overigens vraagt de aanpak om een nauwkeurige planning. “Na het oppotten van de jonge plantjes hebben wij minimaal veertien dagen nodig om een populatie Macrolophus op te kunnen bouwen. De roofwants moet al zo ver zijn dat hij eitjes afzet die op de jonge plantjes meegaan naar de klanten. Vandaar ook dat wij hem bijvoeren. Als wij die tijd hebben, lukt het heel goed.” John Potters is dan ook tevreden over het eerste seizoen. “De resultaten op de productiebedrijven zijn zonder meer goed. Op deze bedrijven staat het biologisch systeem eerder in de steigers en is dit systeem sterker geworden. Dat zien wij terug in de belangstelling. Die neemt snel toe, ook van bedrijven van buiten de pilotgroep.”