In ‘tomatenland’ kijken we terug op een moeizaam seizoen als het gaat om ziekten en plagen. Dit heeft ondernemers en teeltverantwoordelijken behoorlijk wat stress opgeleverd; het was een hele klus om de teelt tot een goed einde te brengen.
Vanwege de grote variatie in plantdata zijn sommige ondernemers momenteel nog aan de laatste weken van de teelt bezig. Andere bedrijven zijn aan het ruimen, en op sommige tuinen is men alweer bezig met de nieuwe oogst. Voor al deze bedrijven is het belangrijkste doel om de nieuwe teelt vrij te houden van ziekte en plagen. En dan vooral van de plagen die afgelopen seizoen voor de meeste ‘trammelant’ zorgden: Tuta absoluta en Nesidiocoris tenuis.
Telers grijpen alle mogelijkheden aan om deze en andere indringers te lijf te gaan en invlieg te voorkomen; iets wat ook absoluut noodzakelijk is. In de oude teelten is men bijvoorbeeld bezig met opruimschema’s, in nieuwe teelten worden startschema’s gehanteerd en zetten telers Isonet-T en Rollertraps in.
Deze aanpak zorgt er ook voor dat de opbouwtijd van Macrolophus pygmaeus flink is ingekort. Terwijl deze roofwants vorig jaar al bij de plantenkweker werd geïntroduceerd, gaan veel telers hier nu pas twaalf weken later mee aan de slag. Door deze strategie missen zij echter twee generaties Macrolophus-roofwantsen. Het is belangrijk om hier rekening mee te houden bij de aankomende inzet: om ervoor te zorgen dat de wantsen optimaal hun werk kunnen doen, moet de populatie snel worden opgebouwd en op niveau worden gebracht. Concreet betekent dit dat het opschroeven van de inzet per vierkante meter een must is. Ook het aantal inzetrijen is van groot belang, net zoals goed bijvoeren. Nu preventief investeren, kan straks veel zorgen voorkomen!