Jan Hoogstrate, hier op het bedrijf Bernhard BV in Luttelgeest: "Met half werk kun je weinig winnen. Dus als je bestrijders inzet, doe het dan meteen helemaal goed."
Nederlandse telers beschikken over maar weinig correctiemiddelen die steeds vaker slechts met beperkingen mogen worden gebruikt. Dat maakt het moeilijker vooruitgang in de biologische gewasbescherming te bereiken. "Het is een gevaarlijke situatie."
Dat zegt Jan Hoogstrate, specialist gewasbescherming bij Horticoop. Vanuit de vestiging in Klazienaveen adviseert en begeleidt hij telers in Noord-Oost-Nederland. Nog even, want binnenkort gaat Jan met pensioen. Een mooi moment om nog eens terug en vooruit te blikken op de stand van zaken. De in Zeeland geboren Jan Hoogstrate heeft de biologische gewasbescherming nog in de kinderschoenen zien staan. Na zijn opleiding aan de Hogere Tuinbouwschool in Utrecht kwam hij in dienst bij het Proefstation voor de Tuinbouw in Aalsmeer. Daarna stapte hij over naar het Consulentschap voor de Tuinbouw Noord-Oost-Nederland (later DLV en nu Delphy). Daarna volgden een toeleveringsbedrijf en het coöperatieve CTAV, dat via fusies uiteindelijk Horticoop werd. Zijn functie werd specialist gewasbescherming.
Een veel vollere gereedschapskist
Hij heeft IPM groot zien worden, vertelt hij. Aanvankelijk ging het in het noorden en oosten van Nederland vooral om komkommer. Later kwamen de rozenbedrijven in Klazienaveen en de Noordoostpolder erbij. "Nu zijn er ook hier tal van gewassen. En in al die gewassen is veel vooruitgang geboekt. Komkommertelers kunnen vér komen, mits zij op tijd beginnen met het uitzetten van bestrijders, iets waar ik op blijf hameren. En kijk je naar een belangrijk gewas als rozen, dan zie je ook veel vooruitgang. Trips en spint zijn in rozen tegenwoordig heel goed biologisch te controleren. Jammer is wel dat nieuwe plagen als schildluis en wolluis erbij zijn gekomen. Die vragen dus weer om een nieuwe aanpak en nieuwe bestrijders." Met tientallen bestrijders en andere biologische producten is vergeleken met dertig, veertig jaar geleden de gereedschapskist van de biologische gewasbescherming stukken beter gevuld. " Dat geeft veel meer mogelijkheden om plaaginsecten heel gericht aan te pakken, zowel preventief als curatief. Maar het vraagt van telers en hun adviseurs ook meer kennis om steeds de juiste greep te doen uit die kist."
Een gevaarlijke situatie
Bemoeilijkend is het gebrek aan goede correctiemiddelen. Producten worden van de markt gehaald, of aan hun gebruik worden flinke restricties gesteld. Dat maakt het volgens Jan voor de fabrikanten onaantrekkelijker om nog nieuwe middelen te gaan ontwikkelen. "Tegelijkertijd kunnen we het vangnet van enkele goede correctiemiddelen niet missen. Het succes van de biologische gewasbescherming steunt ten dele op de mogelijkheid om in te kunnen grijpen, en dat is meestal heel plaatselijk. Ik vraag me wel eens af of de overheid dit wel goed begrijpt." Misschien, zegt Jan, moet de sector dit knelpunt duidelijker onder de aandacht van de beleidsmakers brengen. "Dat gebeurt nu nog niet, denk ik, omdat de praktijk vaak nog wel een oplossing vindt. Hoewel er natuurlijk bedrijven zijn die ernstige schade hebben opgelopen door uitbraken die niet meer te beteugelen waren. Dat toont aan dat het een gevaarlijke situatie is."
Praktisch en effectief
Nooit bezuinigen op de aantallen bestrijders."
Met zijn jarenlange ervaring op zeer uiteenlopende bedrijven hanteert Jan twee belangrijke vuistregels. "Eén: begin de nieuwe teelt altijd schoon. En kies waar mogelijk voor een preventieve aanpak op basis van de aantallen op de vangkaarten. Twee: als een teler problemen heeft, moet hij nooit, nooit bezuinigen op de aantallen bestrijders. Doe het goed, zeg ik altijd, of doe het niet, want met half werk zul je weinig winnen. En zijn er geen problemen, hou dan gewoon de basisadviezen aan - een teler moet tenslotte ook gewoon elke dag aan zijn kostprijs denken." De benadering blijkt praktisch en eff ectief te zijn, aldus Jan; hij weet te vertellen dat zijn klanten meer dan eens lagere kosten voor de gewasbescherming hebben dan gebruikelijk is in hun gewassen. "Elders in Nederland heb ik wel anders gezien. Daar zag ik telers die te lang te zuinig bleven en daardoor niet verder kwamen met de biologie. Uiteindelijk lopen ze hun achterstand wel in, omdat Koppert met nieuwe en succesvolle bestrijders kwam. Maar ook vóór die tijd hadden zij verder kunnen komen. Natuurlijk, zuinigheid is een goede eigenschap, maar plaaginsecten zijn natuur - en bezuinigen is dan niet altijd even verstandig."
R&D en de nieuwste kennis
De naam Koppert is volgens Jan uitgegroeid tot een kwaliteitsmerk in de biologische gewasbescherming. "Bij Koppert zit toch de R&D waaruit de nieuwe producten vandaan blijven komen. Omdat die R&D-functie zo sterk is, is Koppert ook een kennisbedrijf dat de nieuwste kennis snel doorgeeft aan de praktijk. Concurrentie is goed, het houdt iedereen wakker. Maar ik vraag me af of telers dezelfde begeleiding krijgen bij de vele, kleine en vaak zeer gespecialiseerde bedrijfjes die tot de markt zijn toegetreden." Na zijn pensionering zal Jan Hoogstrate zich niet gaan vervelen. Hij is al sinds jaar en dag trainer in het jeugdvoetbal in zijn woonplaats Annen, hij en zijn vrouw hebben een flinke tuin met een grote hobbykas, en er kan vaker gefietst gaan worden.
De kracht van de vaste begeleider
Jij ontzorgt mij, vertelde Bram Bernhard hem ooit, de eigenaar van het bedrijf waar het interview plaatsvindt. Misschien is dat zo, zegt Jan, maar een speciaal geheim achter dat succes is er niet. "Wel een consequente werkwijze: loop heel regelmatig de bedrijven van je klanten af, zeker in tijden waarin het spannend kan zijn. Doe je dat niet, dan kun je nooit goed weten wat er speelt. Soms heb ik aan tien minuten genoeg om te zien hoe het gaat, soms ben ik een uur bezig. Feit is dat je het gewas en de kas van de klant kent. Dat is de kracht van de vaste begeleider."