Wat is de fruitmot?
De fruitmot (Cydia pomonella) vormt over de hele wereld een beruchte plaag in appel en soms ook in peer, kweepeer, perzik en ander fruit. Hij komt zeer algemeen voor in Europa.
Levenscyclus en uiterlijk van de fruitmot
De adulten hebben een spanwijdte van 15-22 mm, zwartbruine voorvleugels met een asgrijze gloed en een grote, metaalachtig bronskleurig-zwarte ocellus op de achterkant. De achtervleugels zijn bruin.
De eieren zijn ongeveer 1,3 x 1,0 mm, en doorschijnend wit wanneer ze worden gelegd. Later is het embryo in ontwikkeling zichtbaar als een rode ring. De larven zijn maximaal 20 mm lang, aanvankelijk witachtig en later licht-bleekroze, met een bruine kop en een lichtgekleurd anaalschild. De pop is 8-10 mm groot en geelachtig bruin tot donkerbruin. Aan het uiteinde van de pop bevinden zich diverse haren met een haak aan de punt.
In Europa verschijnt de eerste generatie adulten vanaf half mei. De eieren worden los afgezet op bladeren of zich ontwikkelende vruchtjes en komen uit na 10-14 dagen. De larven van het eerste stadium graven zich in de vruchtjes in, vaak via de kelk. Ze dringen grotere vruchten gewoonlijk binnen langs de zijkant of in de buurt van de steel. De larven doorlopen vijf stadia in ongeveer 4 weken. Volgroeide larven verlaten de vruchten en spinnen cocons onder losse schors, kieren in stammen of ondersteunende stengels, of op andere plaatsen.
Afhankelijk van het klimaat zijn er één, twee of meer generaties per jaar. De volgroeide rupsen van de laatste generatie overwinteren en verpoppen zich in het voorjaar. De larven die bij de pluk nog in de appels zitten, zijn vaak te vinden in kieren van appelkisten of op andere plekken in de opslag.
Schade door fruitmot
Na het binnendringen van de vrucht vormen de larven eerst een kleine holte net onder de schil. Het gat waarlangs ze binnengedrongen zijn, is zichtbaar en wordt meestal dichtgestopt met droge uitwerpselen. De larve baant zich vervolgens een weg naar het midden van de vrucht en eet een groot deel van het vruchtvlees op, waarbij bruine uitwerpselen achterblijven. Het gat in de schil wordt vervolgens veel groter naarmate het weefsel eronder wordt weggegeten. Aangetaste vruchten rijpen meestal voortijdig en vallen af.