Categorie: Artikel
Publicatiedatum: februari 22, 2018

‘Aardbeienteelt moet nu verduurzamen'

Het roer moet om in de aardbeiensector, want de teelt van aardbeien leunt nog veel te veel op chemische middelen. Door de plantweerbaarheid te verhogen, kan de afhankelijkheid van die middelen dalen. "De supermarktketens stellen steeds zwaardere eisen aan het aantal gebruikte werkzame stoffen en het residu, de consument heeft recht op een volstrekt betrouwbaar en veilig product. Daar moeten we aan werken. De mogelijkheden en de kansen zijn er."

Dat zegt Michiel Penninx, aardbeiteler in Helenaveen (N.-Br.). Samen met zijn collega Rob van Enckevort nam hij het initiatief om te gaan kijken of de aardbeienteelt op een snellere manier kan worden verduurzaamd. Daartoe richtten de twee een werkgroep op waarin zij en vijf toeleveranciers samenwerken.

Een noodzaak, want het verduurzamen leeft nog niet sterk onder de telers, legt Penninx uit. "Natuurlijk, een aantal telers gebruikt bestrijders en biostimulanten, maar van werkelijke vooruitgang is geen sprake. Dat komt vaak door een gebrek aan kennis; de afgelopen jaren is de begeleiding van telers die willen verduurzamen nog niet erg sterk geweest."

Michel Penninx: “De producten zijn er. Nu moeten we gaan leren om ze goed te gebruiken en de kennis te vergroten.”

De weg van de chemie loopt dood
Het probleem is complex, aldus Penninx. Bestrijders worden breed inge­zet, maar regelmatig in combinatie met chemische middelen die de be­strijders en de gunstige micro-organismen schade toebrengen, waar­door deze minder effectief zijn.

Op het moment beschikt de aardbeienteelt volgens Penninx nog over voldoende chemische middelen. De verwachting is echter dat het pak­ket middelen gaat verschralen, dit terwijl plaaginsecten steeds sneller resistent worden voor de werkzame stoffen. “Veel standaard gebruikte fungiciden doden echter de nuttige micro-organismen in de bodem of het substraat, blijkt uit onderzoek van Koppert Biological Systems. Kort­om, de weg van de chemie begint eenvoudigweg dood te lopen.”

Fipronil-achtige affaires
Naast de plaaginsecten zijn er de bodempathogenen en de schimmel­ziekten. Penninx: “Zelf begon ik in 2011 zwavel tegen meeldauw te ver­dampen. Maar twee jaar later ben ik daar al mee gestopt. Niet alleen is de zwavel mogelijk schadelijk voor de medewerkers, de stof belemmert ook een goede werking van roofmijten. Er zit dus weinig perspectief in.”

Volgens Michiel Penninx en Rob van Enckevort, die twee bedrijven heeft in America (L.) en één bedrijf in Kronenberg (L.), moeten de telers plaaginsecten, schimmels en bodempathogenen op een samenhangen­de manier gaan aanpakken. “Dat moet snel gebeuren”, zegt hij, “anders staan we straks met onze rug tegen de muur. Dan moeten we ook niet verbaasd zijn als we, door telers of plantenkwekers die aan het knoeien slaan, met fipronil-achtige affaires te maken krijgen, met een enorme imagoschade als gevolg.”

Michiel Penninx (l.) in gesprek met Mark van der Werf. De eerste doel­stelling van de werkgroep is het gebruik van fungiciden omlaag te brengen.

Het buitenland heeft een voorsprong
Het donkere scenario dat Penninx schetst, wordt gevoed door de inter­nationale concurrentieverhoudingen. Concurrerende landen als Spanje, Marokko en Egypte weten heel goed kwaliteitsaardbeien te produceren.

“Op het vlak van de biologische gewasbescherming en de teeltverduur­zaming hebben deze producenten soms al een voorsprong op Neder­land genomen”, vertelt Mark van der Werf. Hij is bij Koppert consultant voor NatuGro, een pakket producten dat de weerbaarheid en de nutriën­tenopname op een hoger niveau brengt. “Ook de concurrentieverhou­dingen maken het noodzakelijk dat de Nederlandse aardbeientelers hun productie snel gaan verduurzamen.”

Volgens Van der Werf heeft de plantweerbaarheid een sleutelrol als het gaat om verduurzaming van de aardbeienteelt. “Maar een goede weer­baarheid is het resultaat van verschillende factoren die nogal precies op elkaar moeten zijn afgestemd. De kennis daarvan is er vaak wel, maar deze kennis is nog veel te versnipperd. Dit verklaart waarom de begelei­ding tot nu toe niet goed genoeg was en waarom de samenhang tussen allerlei maatregelen soms nog ver te zoeken is.”

Alle disciplines aanwezig
Gezien het bovenstaande gaat de werkgroep, of denktank, vanuit ver­schillende disciplines kennis bij elkaar brengen, om zo aan een sterker gewas te werken. De vijf belangrijkste factoren voor een weerbaar ge­was zijn het klimaat, de bodem, de bemesting, het water en de gewas­bescherming.

Deze kennisvelden zijn allemaal in de werkgroep vertegenwoordigd. De andere leden (naast Penninx, Enckevort en Van der Werf) zijn Jan Simons (adviseur bij substraatleverancier Bas van Buuren), Toon Melis (adviseur bij tuinbouwadviesgroep Hortinova), Maikel van de Ven (adviseur bij on­derzoekscentrum NovaCropControl) en Bart Joosten (adviseur bij Mer­tens). Samen kijken zij ook naar Het Nieuwe Telen en hoe dat de plant­gezondheid kan bevorderen.

Inmiddels is de werkgroep driemaal bij elkaar geweest. De eerste doel­stelling is het gebruik van fungiciden tegen meeldauw en andere ge­wasziektes veel verder omlaag te krijgen, zo mogelijk naar nul. Dat moet langs de weg van een grotere plantweerbaarheid. Volgens Michiel Pen­ninx moet dat mogelijk zijn. “Meeldauw is op dit moment onze grootste uitdaging. Juist omdat er nog genoeg fungiciden tegen meeldauw op de markt zijn, die ook nog volop worden gebruikt, is meeldauw de grootste belemmering voor een duurzamere aardbeienteelt.”

Nieuwe kennis naar de praktijk
De werkgroep wil nu een jaar lang informatie uitwisselen, kennis bij el­kaar brengen en de inzichten vergroten. Wellicht worden ook gewas­proeven bij onderzoeksinstituten uitgezet. Mark van der Werf: “Over een jaar gaan we kijken welke vooruitgang er is geboekt – wat hebben we geleerd? – en wat dan de prioriteiten moeten zijn.”

Andere telers zijn overigens welkom, stelt Michiel Penninx. “Meer telers in de groep betekent ook meer praktijkervaringen en meer uitwisseling van ervaringen. Daar kunnen we als collectief alleen maar voordeel van hebben.”

Penninx twijfelt er niet aan dat de inzichten die de groep ontwikkelt een weg naar de praktijk zullen vinden. “Alle relevante disciplines van het be­drijfsleven zijn immers in onze werkgroep vertegenwoordigd. De verte­genwoordigers van deze bedrijven zorgen er wel voor dat de nieuwste kennis snel bij hun klanten terechtkomt.”

Biologisch groeit snel
Penninx is ervan overtuigd dat er inmiddels genoeg mogelijkheden be­staan om de aardbeienteelt duurzamer te maken. “Het pakket bestrijders en biostimulanten is ondertussen erg breed geworden. Voor veel proble­men is er al een duurzame oplossing. Nu moeten we dus gaan leren om al die producten in combinatie met elkaar optimaal te gebruiken.”

De teelt hoeft wat hem betreft niet per se volledig biologisch of ecolo­gisch te zijn. “Goed geïntegreerd is óók vooruitgang”, zegt hij, “ook dan neemt het aandeel van de chemie af. Dat is winst en daarmee kunnen we in de maatschappij aankomen. Kijk naar de snelle groei in de vraag naar en de verkoop van biologische producten, in Nederland en elders in Europa. De vraag naar duurzame aardbeien is er al. Maar gaan wij die in­vullen of laten we dat aan andere landen over?”