Biologische gewasbescherming: plaag- en ziektebestrijding met minimale tot geen risico's op resistentie
Resistentie tegen plagen of ziekteverwekkers wordt steeds meer een belangrijke uitdaging in de landbouw wereldwijd. Resistentie treedt op wanneer een plaag of ziekte een tolerantie opbouwt en resistent wordt tegen een specifieke chemische stof, waardoor het product onwerkzaam wordt.
Volgens Irene de Bruijn, Team Lead Microbial Profiling bij Koppert, kan resistentie optreden wanneer een teler herhaaldelijk een product met hetzelfde werkingsmechanisme gebruikt. Een werkingsmechanisme is de manier waarop een gewasbeschermingsmiddel een plaag of ziekte bestrijdt. Als een bestrijdingsmiddel bijvoorbeeld slechts één kenmerk van de plaag blokkeert, is er een verhoogde kans op resistentieontwikkeling.
Resistentie tegen plagen en ziekten: Wat gebeurt er?
"De individuele plagen en ziekten zelf worden niet resistent, maar de populatie past zich aan door kleine veranderingen in hun DNA. Wanneer ongedierte dat resistent is tegen chemische stoffen zich bijvoorbeeld voortplant, geven ze hun genetische opmaak door aan hun nakomelingen, en hun nakomelingen hebben op hun beurt een grotere kans om resistent te zijn tegen de chemische stof”, legt Irene uit. "We zien de meeste resistentie bij gewassen die worden geteeld in een monocultuur waar gewassen in grote aantallen worden geteeld met een hoge populatie plagen en ziekten. Hoe sneller de levenscyclus van de plaag of ziekte, hoe groter de kans op resistentie."
Waarom is biologische gewasbescherming anders?
Biologische gewasbescherming is een natuurlijke vorm van plaag- en ziektebestrijding en de zeer onwaarschijnlijke kans op resistentie is één van de belangrijkste voordelen van het opnemen van biologische gewasbescherming in een uitgebreide IPM-strategie. Veel biologische gewasbeschermingsmiddelen hebben vaak meerdere werkingsmechanismen. Schimmels kunnen zich bijvoorbeeld ontwikkelen in plaagorganismen en ze verstikken. Nuttige insecten en mijten kunnen prederen op verschillende levensstadia van een plaag. Ze kunnen ze actief opzoeken op moeilijk bereikbare plaatsen. Elke keer dat een teler een ander werkingsmechanisme gebruikt, moet de plaag een nieuwe manier ontwikkelen om de gewasbescherming tegen te gaan.
Een goed voorbeeld hiervan is Trianum (Trichoderma harzianum), dat meerdere werkingsmechanismen heeft. Trianum verdedigt de plant tegen in de grond voorkomende ziekteverwekkers door een barrière rond de wortels te vormen en ziekteverwekkers aan te vallen via mycoparasitisme. Het verbetert ook het wortelstelsel door de vorming van meer wortelharen, zodat water en voedingsstoffen beter kunnen worden opgenomen. Dit leidt tot een sterker en uniformer gewas en een betere opbrengst. Dit effect is sterker wanneer de plant onder stress staat en/of onder minder dan optimale groeiomstandigheden wordt geteeld. Trianum versterkt ook het afweermechanisme van de bovengrondse plantendelen, de zogenaamde geïnduceerde systemische weerstand (ISR) en het produceert verbindingen die de celwanden van schimmelziekten afbreken.
Toekomstige rol van biologische gewasbescherming
Irene benadrukt dat het voor een teler belangrijk is om meerdere werkingsmechanismen in een resistentiestrategie op te nemen. Biologische gewasbescherming moet deel uitmaken van een allesomvattende IPM-strategie. Telers moeten hun gewassen en de bijbehorende ziekten en plagen goed begrijpen. "Een goede toepassingsstrategie is erg belangrijk voor effectieve biologische gewasbescherming. Telers moeten weten hoe en wanneer ze middelen moeten toepassen, op het juiste moment en met de juiste dosering. Preventieve maatregelen zoals vruchtwisseling en goede hygiëne dragen ook bij aan effectieve gewasbescherming binnen IPM. Als we kijken naar de toekomstige rol van biologische gewasbescherming, vooral in het licht van de toenemende bezorgdheid over resistentie tegen pesticiden in de landbouw, benadrukt Irene dat het zo belangrijk is dat de biologische gewasbeschermingsindustrie leert van de ontwikkeling van resistentie tegen chemicaliën. "IPM is heel belangrijk en we moeten een goede strategie ontwikkelen en ervoor zorgen dat we biologische middelen blijven leveren die gebaseerd zijn op meerdere werkingsmechanismen.
Combineer verschillende strategieën en verbindingen, waaronder micro- en macro middelen die gericht zijn op dezelfde plaag, maar verschillende werkingsmechanismen hebben. Dit zal uiteindelijk de bestrijding versterken en resistentie beperken”, besluit Irene.