Levenscyclus en uiterlijk van de Turkse mot
De Turkse mot (Chrysodeixis chalcites) is overwegend bruin tot goudkleurig met twee opvallende druppelvormige witte vlekken op de voorvleugels, die soms in elkaar over lopen. De achtervleugels zijn bruin. Wanneer de motten stilzitten, is de harige pluim of kam op hun rug kenmerkend. Het lichaam is bruin en harig. De antennen zijn lang en dun.
Hun eieren zijn wit tot bleekgroen, glanzend, koepelvormig met 28 tot 32 verticale ribbels. Ze worden overal in het gewas los of in paren afgezet, aan de boven- en onderkant van de bladeren. De rups doorloopt 6 stadia. Hij heeft een groen kopkapsel en een geelachtig groen lichaam met een duidelijke gele lengtestreep aan elke zijde en enkele minder opvallende lichte lengtestrepen op de rug.
Het lichaam is bezet met enkele stijve haren. Bij oudere rupsen heeft elk segment een duidelijke zwarte stip boven de gele zijlijn. De rups heeft drie paar buikpoten in plaats van de gebruikelijke vijf paar, waardoor de rups zich op dezelfde manier voortbeweegt als een spanrups. De cocons worden meestal bevestigd in omgekrulde randen aan de onderkant van de bladeren, op willekeurige voorwerpen en bij tomaat vaak in trossen rijpende vruchten. Ze worden echter ook in de grond aangetroffen. De pop is lichtgroen met donkerbruine streep boven- en onderaan, maar hij kan ook geheel bruin zijn.