Phytoseiulus persimilis

De roofmijt Phytoseiulus persimilis is verreweg de belangrijkste natuurlijke vijand van de spintmijt (Tetranychus urticae) en wordt wereldwijd in veel teelten gebruikt, voornamelijk in kassen, maar ook in buitenteelten zoals aardbeien. Deze roofmijt was het eerste biologische bestrijdingsmiddel dat commercieel in kassen werd gebruikt en het allereerste product van Koppert in 1967. Het is een gespecialiseerde predator van spintmijten, kan spintplagen zeer snel onder controle krijgen en voedt zich niet met andere prooien. Onder droge, warme omstandigheden heeft Phytoseiulus persimilis meer moeite om spint onder controle te houden.

Play

Biologische bestrijding met Phytoseiulus persimilis

Phytoseiulus persimilis wordt gebruikt voor de biologische bestrijding van de volgende plagen:

  • Spintmijten

De mijten van Phytoseiulus persimilis zijn actief op zoek naar en prederen op spintmijten (Tetranychus urticae). De roofmijt voedt zich niet met andere prooien.

Voedingsgedrag van Phytoseiulus persimilis

Phytoseiulus persimilis voedt zich met alle spintstadia, maar geeft de voorkeur aan eieren. De roofmijt prikt de prooi aan met zijn monddelen en zuigt de inhoud eruit. Volwassen Phytoseiulus persimilis valt ook volwassen spintmijt aan, maar de jongere ontwikkelingsstadia voeden zich enkel met kleinere stadia van de prooi. De larven eten niet. Ze ontwikkelen zich snel tot protonimf en beginnen dan met prederen op spintmijt. De hoeveelheid geconsumeerde prooi hangt af van de populaties van predator en prooi, het geslacht en de leeftijd van de predator en de temperatuur en relatieve luchtvochtigheid. In het algemeen gaat de roofmijt meer eten als de temperatuur stijgt. De prooiconsumptie neemt af bij temperaturen boven 30°C. Boven 35°C stopt Phytoseiulus persimilis helemaal met eten.

De optimale temperatuur voor de bestrijding van spintmijt ligt tussen 15 en 25°C. Bij ongeveer 20°C en wanneer er voldoende prooi aanwezig is, kan een volwassen vrouwtje vijf volwassen spintmijten of 20 jonge spintmijtlarven of -eieren per dag consumeren. De roofmijt ontwikkelt zich circa tweemaal zo snel als de spintmijt. Daardoor neemt het aantal roofmijten snel toe, en de spintmijtpopulatie neemt snel af door de predatie door de roofmijten. Phytoseiulus persimilis is zeer specifiek en werkt alleen tegen spintmijten die veel webben maken. Hij beweegt zich eenvoudig voort in het web. Dit heeft als voordeel dat een uitbraak snel en effectief de kop wordt ingedrukt. Het nadeel is echter dat de roofmijt snel verdwijnt als er geen geschikte prooi aanwezig is. Als er weinig prooi is, verlaten met name volwassen vrouwtjes de plek om te zoeken naar andere spintmijtkolonies. Hun populatie neemt drastisch af wanneer er geen spintmijt is, en de roofmijten gaan zich dan voeden met soortgenoten. Verschijnen er nieuwe haarden van spintmijt, dan moeten er wellicht nieuwe roofmijten worden geïntroduceerd.

Levenscyclus van Phytoseiulus persimilis

De volwassen roofmijt is lichtrood van kleur, heeft lange poten en is vooral bij hogere temperaturen erg actief. De vrouwtjes zijn ongeveer 0,6 mm groot, mannetjes zijn kleiner, iets platter en langwerpiger. Ze zijn echter nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Op het voorste paar poten van de mijten bevinden zich zintuigorganen om vluchtige verbindingen op te vangen die worden afgescheiden door beschadigde planten. Daarom zwaaien de mijten tijdens het lopen op en neer met dit paar poten. Mijten uit de familie van de Phytoseiidae hebben geen ogen. Ze vinden hun prooi door het waarnemen van vluchtige stoffen uit beschadigde planten en op de tast. De ontwikkelingsstadia van Phytoseiulus persimilis zijn hetzelfde als die van kasspint, namelijk ei, larve, protonimf, deutonimf en adult. Het larvenstadium en de twee nimfenstadia kennen echter geen rustperiode. De ovale eieren worden gewoonlijk gelegd op planten in de buurt van of in een spintkolonie. Ze zijn ongeveer twee keer zo groot als spinteieren. Direct na het leggen zijn ze doorschijnend lichtroze, later worden ze iets donkerder. De larven hebben drie paar poten. Ze eten niet en bewegen alleen wanneer ze worden verstoord. Wanneer zich uit de larve een protonimf (met vier paar poten) heeft ontwikkeld, begint deze vrijwel direct met eten. Tijdens het protonimf-, deutonimf- en adultstadium eet de roofmijt vrijwel voortdurend door. Protonimfen en deutonimfen zien er hetzelfde uit als de adulten, maar dan kleiner.

Beste omstandigheden voor het gebruik van Phytoseiulus persimilis

Phytoseiulus persimilis is het meest effectief bij temperaturen tussen 13 en 27°C (55 en 81°F) en niet effectief boven 30°C/86°F. Phytoseiulus persimilis is gevoelig voor een relatieve vochtigheid lager dan 70%.

Play

Phytoseiulus persimilis in flessen

De roofmijt Phytoseiulus persimilis is verkrijgbaar in flessen (Spidex, Spidex Vital, Spidex Boost).

  • De fles licht draaien en schudden vóór gebruik
  • Druk op het midden van de dop om de doseeropening te openen
  • Uitstrooien op bladeren of in DIBOX
  • Zorg dat het materiaal na introductie minimaal enkele uren blijft liggen
  • Kan ook worden toegepast met (Mini)-Air(o)bug

De dosering van Spidex, Spidex Vital, Spidex Boost hangt af van het klimaat, het gewas en de spintdichtheid en moet steeds aan de specifieke situatie worden aangepast. Begin met de introductie zodra de eerste plaaginsecten in het gewas worden waargenomen. De introductiedoseringen variëren gewoonlijk tussen 2-50 per m2/uitzetting. Het uitzetten dient een of twee keer met een tussenperiode van een week te worden herhaald. Raadpleeg een consultant van Koppert of van een erkende distributeur van Koppert-producten voor advies over de beste strategie voor uw situatie.

Play

Phytoseiulus persimilis in kweekzakjes

De roofmijt Phytoseiulus persimilis is ook verkrijgbaar in kweekzakjes (Spidex Vital Plus). In dit geval vermenigvuldigen de roofmijten zich in het zakje en verspreiden ze zich in het gewas over een periode van enkele weken.

  • Zakjes ophangen op beschutte plekken in het gewas, niet in direct zonlicht
  • Zakjes zijn al voorzien van een uitloopgaatje
  • Zakjes alleen vastpakken aan de kartonnen rand aan de bovenzijde van de verpakking om beschadiging van de roofmijten te voorkomen

De dosering van Spidex Vital Plus hangt af van het klimaat, het gewas en de plaagdruk en moet steeds aan de specifieke situatie worden aangepast. Het uitzetten moet om de veertien dagen worden herhaald als de plaag niet onder controle is. Raadpleeg een consultant van Koppert of van een erkende distributeur van Koppert-producten voor advies over de beste strategie voor uw situatie.