Algemeen
Van alle Alternaria-soorten is alleen het ongeslachtelijke stadium bekend. De conidiën en het mycelium overwinteren in de bodem en op gewasresten, en veroorzaken primaire infectie van de bladeren. Ze kunnen meerdere jaren overleven, diverse Alternaria spp. tot acht jaar.
De Alternaria-ziekte bij aardappel en tomaat veroorzaakt vlekken op de bladeren, bloemblaadjes en stengels. Deze vlekken zijn te herkennen aan de donkere en bruine concentrische kringen die veroorzaakt worden door sporulatie. Bij verschillende soorten kan er sprake zijn van verschillende symptomen.
Levenscyclus en uiterlijk van Alternaria-ziekte
Vanuit de primaire infectieplaats op het blad kan Alternaria solani zich uitbreiden naar de bloemen (vooral gevaarlijk in gewassen voor zaadproductie) en naar de kroon.
Alternaria sporuleert bij temperaturen vanaf 2-4 tot 28-30°C (met een optimale temperatuur tussen 15 en 28°C) en bij een relatieve luchtvochtigheid boven 90% of op natte bladeren. Er zijn kleine verschillen in de optimale temperatuur tussen soorten, maar over het algemeen is het risico op Alternaria-besmetting groter onder vrij warme en vochtige omstandigheden. De infectie kan binnen een paar uur plaatsvinden. Vervolgens kunnen er al binnen twee tot drie dagen plekken ontstaan, en kan de schimmel binnen vijf dagen gaan sporuleren. De infectie vindt zowel rechtstreeks plaats als via wonden en huidmondjes. De sporen worden verspreid door de wind en bij sommige soorten door opspattende regendruppels.
Schadebeelden
Door Alternaria solani ontstaan er groene tot donkerbruine vlekjes op de bladeren. Deze vlekjes veranderen in donkerbruine, hoekige plekken met een gele ring, die worden begrensd door de bladnerven. Deze plekken scheuren gemakkelijk open. Andere symptomen zijn bruine plekken op de stengel en plantvoet. Op vruchten ontstaan donkere, verzonken, leerachtige plekken aan de zijkant van de steel.
